154a - Gij werken des Heren, zegen de Heer - Liedboek Compendium (2024)

  1. Home
  2. Zoek een lied
  3. 154a - Gij werken des Heren, zegen de Heer

Zoek een lied

{{ filtered.length }} van {{ totalItems}} liederen getoond

{{data.nr}} {{data.naam}}

Geen liederen of gedichten gevonden

Lied overzicht tonen

Een eerste kennismaking

In de rubriek cantica van het Liedboek, de bijbelse lofzangen buiten de psalmen om, bevindt zich het ‘Lied van de mannen in het vuur’. De bijbeltekst is te vinden in het apocriefe deel van het boek Daniël. De tekst van dit lied is een en al lofzang: de hele schepping wordt opgeroepen de Schepper te zegenen.
Willem Barnard bracht in deze lofzang een bijzondere structuur aan. Strofen van twee regels worden afgewisseld door drie strofen van drie regels. Beide strofevormen kregen een eigen melodie, aangeduid met A en B. Beide melodieën hebben duidelijk een eigen karakter gekregen: melodie A ligt hoger en is uitbundiger dan de meer verhalende melodie B.
Dit lied leent zich goed voor beurtzang, waarbij de A-melodie steeds door de gehele gemeente wordt gezongen en de B-melodie door een solist, een koor of een deel van de gemeente.
Ten slotte is de opmerking die de componist Frits Mehrtens bij het lied maakte meer dan aanbevelenswaardig: ‘Dit lied wordt als één doorlopend geheel, in marsachtig tempo gezongen.’ De eigen begeleidingen van de componist zijn daarbij onmisbaar.
Wie dit lied op deze manier zingt, zal bemerken dat deze lofzang bijna adembenemend is, en dat is juist de bedoeling!

Auteur: Pieter Endedijk

Het lied van de drie mannen in het vuur

Willem Barnard
Frits Mehrtens

Tekst

Ontstaan en verspreiding

Dit canticum schreef Barnard aan het einde van de jaren vijftig voor de Amsterdamse Nocturnen. Opvallend is dat het maar in drie publicaties voorkomt, veel later dan de periode van ontstaan: in Zingend geloven 4 (1991, nr. 73), het Liedboek (2013) en In wind en vuur (2023, nr. 66).
Jürgen Henkys (1929-2015) schreef een vertaling (‘Ihr Werken des Höchsten’) ter gelegenheid van het ‘Interdisziplinäre ökumenische Seminar zum Kirchenlied’ in het voorjaar van 2003 in Kirchberg (Zuid-Duitsland), met als thema ‘Doxologie: gesungene Theologie’. Het lied verscheen postuum in zijn verzameling Du hebst die Erde an das Licht (München 2016, nr. 21).

Inhoud

Dit lied is geïnspireerd op de lofzang van de drie mannen in het vuur, de drie vrienden van Daniël die niet buigen voor het beeld en voor wie de koning opdracht heeft gegeven om de oven zeven keer zo heet te stoken als gewoonlijk. De sterkste mannen uit zijn leger werpen de jongens erin. Die soldaten sterven door de uitslaande vlammen – die negenenveertig el hoog zijn, vertelt het verhaal, dat is zo’n vijfentwintig meter (Daniël 3,1-27). Een van de drie jongemannen, Azarja, spreekt een smeekgebed uit tot God, waarna een engel van de Heer neerdaalt die de vlammen naar buiten jaagt en een klimaat als een dauwwind creëert, waarin de drie ongedeerd blijven. En zo ontstaat vanzelf het loflied. Met heel de schepping, alle ‘werken des Heren’.

Naar de beginwoorden wordt deze lofzang in het Latijn aangeduid met ‘Benedicite omnia opera’. Een canticum dus, te vergelijken met bijvoorbeeld het lied van Mozes na de doortocht. Barnard schrijft: ‘Benedicite omnia opera. Een van de grootste en meest grootse hymnen ooit geconcipieerd. Een alle perken te buiten gaand lofgezang. Alle perken te buiten gaand? Ja, in de zin van ‘e-norm’. Maar laat ik liever zeggen: alle perken aftastend en insluitend. In concentrische kringen als het ware, in spiralende cirkels, wordt heel de schepping bij de lofzang betrokken’ (Stille omgang, Brasschaat 1992, 860-861).

Dit ‘lied van de drie mannen in het vuur’ komt niet in de Hebreeuwse Bijbel voor, wel in de Griekse Septuaginta en de Latijnse Vulgata. In deze vertalingen staan het gebed van Azarja en dit lied van de drie mannen tussen Daniël 3,23 en 24 in. Het zijn latere toevoegingen, samen met de verhalen over Susanna, over Daniël en Bel en over Daniël en de draak. De drie mannen worden hier niet met hun Joodse namen (Chananja, Azarja en Misaël), maar met hun Babylonische namen genoemd: Sadrach, Mesach en Abednego (Daniël 1,7). Daarmee wordt duidelijk dat de koning het over hen voor het zeggen heeft.
In de Nieuwe Bijbelbvertaling 2021 (NBV21) is de tekst van het lied te vinden in de deuterocanonieke toevoeging aan het boek Daniël en daar aangeduid als Daniël A,29-68, in de Willibrordvertaling 1995 als Daniël 3,52-90.
De lofzang van de drie mannen doet inhoudelijk sterk denken aan Psalm 148 en wat vorm betreft, met die terugkerende regel ‘ja looft en verheft Hem in eeuwigheid’ in de strofen 1, 5, 9 en 13, aan Psalm 136.
Barnard heeft in zijn bewerking bijna alle ‘werken des Heren’ die worden opgeroepen om de Heer te zegenen, een plek gegeven. Soms is hun volgorde gewijzigd. Hieronder de betreffende liedregels met de Bijbelreferenties in NBV21 en de Willibrordvertaling (WV95):

NBV21WV95

1 Gij werken des Heren, zegen de Heer,
ja loof en verhef Hem in eeuwigheid.

Daniël A,35

Daniël 3,57

2 Gij engelen, hemelse machten,
gij sterren des hemels, gij zon en gij maan,
zegen de Heer.

Daniël A,36-37
Daniël A,40-41

Daniël 3,58-59
Daniël 3,62-63

3 Gij winden van God en gij regenm.
gij sneeuw en gij ijs en gij hitte en vuur,
zegen de Heer.

Daniël A,42-43
Daniël A,44-50

Daniël 3,64-65
Daniël 3,66-70

4 Gij bliksems en donkere wolken,
gij nachten en dagen, gij duister en licht,
zegen de Heer.

Daniël A,51
Daniël A,47-48

Daniël 3,73
Daniël 3,71-72

5 Gij aarde des Heren, zegen de Heer,
ja loof en verhef Hem in eeuwigheid.

Daniël A,52

Daniël 3,74

6 Gij bergen en glooiende heuvels,
rivieren en zeeën en gijoceaan,
zegen de Heer.

Daniël A,53
Daniël A,55

Daniël 3,75
Daniël 3,77

7 Gij bomen, gij gras en gij bloemen,
gij vissen en wat er in ’t water bestaat,
zegen de Heer.

Daniël A,54
Daniël A,57

Daniël 3,76
Daniël 3,79

8 Gij vogels omhoog en gij dieren,
gij mensen die over de aarde krioelt,
zegen de Heer.

Daniël A,58-59
Daniël A,60

Daniël 3,80-81
Daniël 3,82

9 Gij Israël, volk vabn God, zegen de Heer,
ja loof en verhef Hem in eeuwigeheid

Daniël A,61

Daniël 3,83

10 Gij priesters en dienaars des Heren,
gij geesten en zielen der kinderen Gods,
zegen de Heer.

Daniël A,62-63
Daniël A,64

Daniël 3,84-85
Daniël 3,86

11 Die nederig zijt in het leven,
lof God, want Hij heeft ons bevrijd uit de hel,
zegen de Heer.

Daniël A,65
Daniël A,66

Daniël 3,87
Daniël 3,88

12 Bevrijd uit de laaiende vlammen,
Hananja, Asarja en Misaël,
zegen de Heer.

Daniël A,66

Daniël 3,88

13 De Heer is verheven, zegen de Heer,
ja loof en verhef Hem in eeuwigheid.

Daniël A ,32-34

Daniël 3,54-56

De dichter hertaalt deze ode in drieregelige strofen zonder rijm, een soort heffingenvers. Elke strofe eindigt met dezelfde zin – een oproep om de Heer te zegenen. Dat komt ook terug in de ‘refreinstrofen’ 1, 5, 9 en 13, een strofe die telkens iets van tekst verandert.
Mensen komen pas vanaf strofe 8 ter sprake, vooral in hun nietigheid, krioelend, een woord dat aan watergewemel doet denken.
Zoals altijd zingen we een canticum met de bijbelzangers mee. En zo worden we ten slotte ‘bevrijd uit de hel’ (strofe 11, regel 2). In de slotversie van het refrein (strofe 13) wordt niet meer een specifieke groep opgeroepen God te loven, maar sporen alle zangers elkaar aan.

Liturgische bruikbaarheid

Dit lied heeft een plaats in de paasnachtliturgie zoals die volgens de Romeinse ritus tot aan 1955 werd gevierd (en volgens de lutherse tot op de dag van vandaag). Maar dat is eigenlijk te veel gezegd. Het lied zelf komt namelijk niet voor in het lectionarium van de paaswake, maar wel wat eraan voorafgaat: de geschiedenis van de drie jongelingen, die leidt tot hun verblijf in de vurige oven (Daniël 3,1-24). In de driejarige orde komt dit verhaal niet meer als lezing in de paaswake voor, maar het canticum kan zeker worden gezongen, bijvoorbeeld na de eerste lezing (Genesis 1,1-2,3).
Het eerste deel van dit canticum is de antwoordpsalm op de zondag van de Doop van de Heer in het B-jaar.
Meer algemeen kan het lied een plaats krijgen in de liturgie als de thematiek van de schepping aan de orde is.

Deze tekst is tot stand gekomen op basis van bijdragen van Heleen Weimar, Pauliene Kruithof en Nico Vlaming aan In wind en vuur: alle liederen (toegelicht) van Willem Barnard | Guillaume van der Graft (Skandalon, Middelburg 2023, deel II, 379-380).

Melodie

Dit lied is geen refreinlied, eerder een strofisch lied met twee metrische vormen en dus twee verschillende melodieën. Melodie A is bestemd voor de strofen 1, 5, 9 en 13; melodie B voor de overige. Tussen de A-strofen komen dus steeds drie B-strofen. De twee melodieën vragen om wisselzang. Denkbaar is dat melodie A door de gemeente wordt gezongen en melodie B door een koor. Bij melodie B is een meerstemmige zetting in de kooruitgave bij het Liedboek te vinden.Barnard schreef dit canticum van de drie mannen in het vuur voor de twintigste zondag na Pinksteren. Over dat verband in de liturgie en de opdracht om te zingen schreef hij: ‘Te zingen bij wijze van levensoefening. Efeziërs 5,15-21 zegt dat de tijden boos zijn en voegt er vervolgens aan toe dat wij dus moeten zingen (het lied ‘Wij moeten Gode zingen’, zie Liedboek 713, schreef Barnard ook voor deze zondag, PE). Psalmen en hymnen en liederen. Op de twintigste zondag na Pinksteren staat in de oude roomse liturgie dát epistel. En op die twintigste zondag ook staat het gebed van Azarja uit Daniël 3 (als antifoon bij de introitus). Psalm 137, de psalm van de ballingen, super flumina Babylonis, komt ook in diezelfde zondagsliturgie aan de zangorde. En het is deze samenvoeging van uitersten, ellende én lofzang, die de aandacht trok van onder anderen Tom Naastepad en Frits Mehrtens en mijzelf. Wij beseften, dat we hier gestuit waren op een inzicht dat eigen is aan de kerkzang van huis uit. Naarmate men verder van de paasvreugde af is moet men des te gehoorzamer zingen. Het kerklied is er niet voor de religieuze vrije expressie, maar als oefenschool in de volharding. Het woord ‘doe dit tot mijn gedachtenis’ geldt ook hier. Zingen, zei Naastepad, doe je uit ademnood. En toen Mehrtens voor het eerst met de Nocturnengemeente in Amsterdam zijn baanbrekende muziek gezongen had bij de tekst van de lofzang uit Daniël 3, met steeds die herhaalde oproep ‘zegent de Heer’, was hij in het geheel niet verbaasd dat zijn oeroude auto, waarin hij ons naar huis vervoerde, net op die avond in brand vloog. Wij hebben het vuur zingende opgeroepen, peinsde hij, wij hebben té goed gezongen…’ (Willem Barnard, Op een stoel staan, deel 3, 112-113. Herfst en winter. Haarlem 1979).

De melodie van Mehrtens is flamboyant (letterlijk: vurig), aanstekelijk. Hoewel in mineur geschreven is deze extatisch van aard. Ignace de Sutter (1911-1988), de Vlaamse priester-musicus en vriend van Barnard – het uitgebreide citaat van Barnard is een fragment van een tekst naar aanleiding een van de hymnologische studies van De Sutter – karakteriseert de melodie: ‘Het geheel beweegt zich in een mineursfeer, die niettemin een feestelijk karakter behoudt, dankzij het levendig ritme, een paar wijde boogsprongen en de breed uitwaaierende lyrische zwierigheid van de melismatische boog op het eindvers ‘zegent’’ (Ignace de Sutter: De dienst van het lied. Brugge 1974, 176).
De grote sprongen maken de melodie krachtig van aard, vooral waar als tweede noot in een sprong de hoge es” wordt bereikt. Niet voor niets is dat in de A-melodie op de woorden ‘ze-gen’ en ‘ver-hef’ en in de B-melodie ook op het woord ‘ze-gen’. De A-melodie beweegt alleen boven de grondtoon g’ met de omvang g’-es”; de B-melodie meer rond de grondtoon met de omvang d’-es”.
De lengte van de slotnoot in melodie A is wezenlijk. In de eigen zetting van Frits Mehrtens wordt deze slotnoot in de begeleiding opgevuld. Dan sluiten de A- en de B-melodie direct op elkaar aan.
Mehrtens heeft over zijn melodie gezegd: ‘Dit lied wordt als één doorlopend geheel, in marsachtig tempo gezongen’ (Wim Kloppenburg, ‘Over een vurig lied en een auto in brand’. Muziek & Liturgie, 83 [2014] nr. 2, 33). Dus werkelijk een 4/4-maat en geen allabreve, zodat er genoeg tijd en adem is om de hoge tonen en de melismen te zingen.
De eigen begeleidingszettingen van Mehrtens (zie de begeleidingsbundel bij het Liedboek) benadrukken ook het contrast tussen beide melodieën. Bij de A-melodie horen we in de eerste maten een liggende grondtoon (g) in de bas, bij de B-melodie een lopende bas (g-f-es-d…) en als meliodie A en B na elkaar worden gezongen, begint die lopende bas al op de slotnoot van melodie A (d-c-Bes-A…). Die lopende bas kan men het beste portato spelen.
De afwisseling tussen de A- en de B-melodie kan nog worden benadrukt door diverse instrumenten in te zetten. Vooral koperblazers en slagwerk zijn zeer geschikt voor dit uitbundige lied.
Al met al een adembenemend lied dat veel energie vraagt van de zanger. Een beetje buiten adem zijn aan het eind is bij dit lied geen schande! Wisselzang is hier dus zeer welkom.

Auteur: Pieter Endedijk

Media

Uitvoerenden:Vocaal Ensemble Duodektet o.l.v. Christiaan Winter; Jacco Calis en Christiaan Winter, bariton; Wim Dijkstra, orgel

154a - Gij werken des Heren, zegen de Heer - Liedboek Compendium (2024)

References

Top Articles
Latest Posts
Article information

Author: Zonia Mosciski DO

Last Updated:

Views: 6185

Rating: 4 / 5 (71 voted)

Reviews: 94% of readers found this page helpful

Author information

Name: Zonia Mosciski DO

Birthday: 1996-05-16

Address: Suite 228 919 Deana Ford, Lake Meridithberg, NE 60017-4257

Phone: +2613987384138

Job: Chief Retail Officer

Hobby: Tai chi, Dowsing, Poi, Letterboxing, Watching movies, Video gaming, Singing

Introduction: My name is Zonia Mosciski DO, I am a enchanting, joyous, lovely, successful, hilarious, tender, outstanding person who loves writing and wants to share my knowledge and understanding with you.